23 februari 2008

Bericht 37 | Leven in een wereld zonder een eigen plek

Iedereen begrijpt dat het gemis van ouders heel erg is. Maar als je in een weeshuis zit besef je pas de onmisbare rol die ouders spelen. Hoe belangrijk het is om een eigen plek te hebben:
… Een plek waar ruimte wordt gegeven voor je ontwikkeling, de vorming van je karakter en het eigen maken van een mening.
… Een plek waar je weet dat je welzijn ertoe doet en dat iemand die ook zorgvuldig in de gaten houdt.
… Dat er een ouder is die mee kan gaan naar het ziekenhuis, en die de dokter kan vertellen welke vaccinaties je hebt gehad en of je al de waterpokken hebt gehad, die ook weet wanneer je ziek werd.
… Die ook toezicht houdt op je studieresultaten en die aan het einde van de dag vraagt: ‘hoe was school vandaag?’
… De plek waar je hoort dat je er mag zijn.
… Waar gezegd wordt: ’ik hou van je!’

Samen zijn we begonnen met het bouwen van een database. Op dit moment is er bijna geen informatie bekend over de meiden. Ze zijn een nummer, en er is alleen een klein beetje achtergrondinfo aanwezig. Meer niet. Nergens staat hun gezondheid geregistreerd. Er is niemand die hun karakter analyseert, en die in de gaten houd of er grote veranderingen plaats vinden. En wie houdt er in de gaten of je studieresultaten verslechten? Wij hopen dat onze database kan helpen om te zorgen dat de meiden in plaats van een nummer een persoonlijkheid te worden.

’s Ochtends en ‘s avonds houden we ons bezig met het werk in het hostel waar de meiden slapen. Verder geef ik (Jisca) vijf middagen per week tekenlessen aan meiden van 5 tot 17 jaar oud. ’s Avonds teken ik wat af met de 30 meisjes van 5 jaar en jonger. Ik geniet hier erg van. En ik hoop dat ik tijdens deze momenten een plek kan creĆ«ren waar de meiden zichzelf kunnen zijn, dat ze weten dat ze daar hun verhaal kwijt kunnen.






21 februari 2008

Bericht 36 | De lusten en de lasten…

Dat wij het een lust vinden om ontwikkelings- en zendingswerk te doen, dat is de meesten van jullie wel bekend. Maar er zijn ook lasten. En deze keer wel een bijzonder jeukende last! Ik zal het even toelichten; in een meisjesweeshuis zijn luizen (van die vieze zwarte beestjes die normaal alleen de kleuterscholen onveilig maken) een plaag waar je niet vanaf komt. Die lieve kinderkopjes die jullie op de foto’s zien, zitten vol met luizen. Honderden eitjes kun je zo met het blote oog zien zitten. Wij dachten erg voorzichtig te doen. Hielden enige voorzichtige afstand van die luizenkoppies, en ik (Jisca) droeg mijn haar al vanaf de eerste keer dat ik het zag niet meer los. Maar helaas, onze inspanningen ten spijt, nu hebben wij ook van die vieze krioelende kruipers die in ons haar huisvesten!

En een gruwel dat we het vinden!!! En het is ook niet zo dat het er maar eentje is die besloten heeft dat wonen op mijn hoofd een goede optie is. Bij nadere inspectie (met zo’n netenkam) kwam ik tot de ontdekking dat het er gelijk ook tientallen zijn die mijn hoofd bevolken. Ik ben benieuwd hoeveel van jullie al op je hoofd hebben gekrabd bij het lezen van dit bericht. Jullie geluk is dat de jeuk maar schijn is, en is die bij ons echt!

14 februari 2008

Bericht 35 | De dag van de liefde?

Na een half jaar heb je onbewust de illusie dat je ondertussen wel beseft hoe groot het contrast is tussen het Westen en de Tweede en Derde wereld. Niets blijkt minder waar.

Ik bedacht me dat het vandaag Valentijnsdag is. Ik zag opeens weer volgepropte winkels, schreeuwende etalages en smekende advertenties voor me. Het thema schijnt liefde te zijn. En iedereen wordt geacht in zijn portemonnee te tasten om zijn liefde te betonen dan wel te bewijzen.

En dan het schrijnende contrast met onze 306 meiden. Ze zijn niet gewend om liefde te krijgen. Wanneer ik ze soms even een knipoog en een kleine knuffel geef, kunnen ze zich geen houding geven. Ze hangen dan maar een beetje verlegen lachend tegen je arm aan. Ze vinden het leuk, dat verteld de blik in hun ogen, maar ze hebben niet geleerd hoe ze affectie kunt tonen.

Op zo’n dag van de liefde, staan we dan ook stil bij de mensen in de wereld die niemand hebben die van ze houdt?

Toen wij begonnen met onze plannen naar het buitenland te gaan, kregen we nog al eens –verwijtend- te horen: ‘Maar Nederland dan? Daar is toch net zo veel te doen? Waarom sla je jouw thuisland over? Ga je eerst eens inzetten voor mensen in Nederland die het nodig hebben.’ Als optie kregen we dan dat we in een bejaardentehuis moeten gaan werken, want daar hebben de mensen het net zo slecht als in de landen waar wij naar toe wilden gaan.

Net zo slecht als in Kenia?
Nee, ze hebben het veel beter dan de mensen in Kenia. De mensen in Nederland hebben toegang tot medicijnen en hebben eten en een dak boven hun hoofd en een bed om op te slapen.
Net zo slecht als India dan?
In vergelijking bij de meisjes hier in het weeshuis hebben de mensen in Nederland het fantastisch goed. Want er is nog tijd voor persoonlijke aandacht. Daarnaast hebben velen ook nog familie. Hier in het weeshuis hebben er veel geen familie meer en is er geen tijd voor aandacht. Twee man personeel is er, om het hele weeshuis te runnen. Hoe vaak denkt u dat zij de meiden ook nog een aai over hun hoofd kunnen geven. Hoe vaak zouden ze tegen het personeel hun verhaal kwijt kunnen? Wie zit er aan hun bed als ze ziek zijn? Aandacht en liefde, beide broodnodig in een mensenleven, maar vooral in een opgroeiend kinderleven. En daar komen ze juist zoveel van te kort.

Begrijp me niet verkeerd. Vrijwilligerswerk in Nederland is nodig en nobel. Maar ik ben heel erg blij dat ik hier ben. Dat ik niet geluisterd heb naar al die mensen die zeiden dat mijn plicht eerst in Nederland ligt. Hier heb ik 306 meisjes die ik de hele dag knipoogjes en knuffels geef. Die zijn gaan stralen toen ik vroeg wie er tekenlessen wilden gaan volgen. Die nu elke dag vragen of ik al klaar ben en wanneer de eerste les beginnen zal. En ’s avonds heb ik 30 kleintjes (5 jaar en jonger) die ik verhaaltjes vertel, waarmee ik zing, teken en spelletjes doe. Ze kunnen dan even nog kind zijn. En sommigen leren er om kind te zijn.

Bericht 34 | Uit de roulatie

Onze periode in India kent nogal wat opstart problemen. Na twee drukke weken werd eerst Arie gevloerd door de griep. Koortsaanvallen, kloppende hoofdpijnen en pijn in alle spieren. En (niet geheel onverwacht) volgde ik hem een dag later op; ik kreeg dezelfde griep.

Daar lagen we: allebei uitgeput, gevloerd en ijlend in bed. Arie knapte na een dag of drie weer langzaam op. Ik alleen nog niet. Het personeel was al in uiterste staat van paraatheid om mij naar het ziekenhuis te brengen. Maar ja, ik had wat verhalen gehoord over de Indische ziekenhuizen dus ik zag dat nog even niet zo zitten. Met moeite heb ik ze er van kunnen weerhouden.

En na meer dan 5 dagen volledige bedrust, kan ik eindelijk weer een beetje gaan beginnen met rondscharrelen. Dat is maar goed ook, want al ons leesvoer heb ik, in de uurtjes dat ik geen koortsaanvallen had, erdoorheen gejaagd. (Als iemand zijn oude boeken of tijdschriften kwijt wil… ze zijn bij ons welkom!)

Het is echt heerlijk om weer aan de beterende hand te zijn. Nu kan ik toch volgende week gaan beginnen met de tekenlessen! De kinderen hebben er al helemaal zin in. Maar ik denk dat ik er zelf nog meer zin in heb!

06 februari 2008

Bericht 33 | Ons adres

Op verzoek komt hier dan ons adres in India waar wij de komende 6 maanden zullen vertoeven:

The Michael Job Orphanage (Attn: Arie & Jisca Deelen)
Kombathottam,
Ravathur P.O. (Near Sulur Boat Lake)
Coimbatore 641-103
INDIA

04 februari 2008

Bericht 32 | Alleen op de wereld

Hier zijn we dan. Een nieuw project. Nieuwe werkzaamheden. Een nieuwe cultuur.

Het inwerken gaat anders dan wij (met onze westerse efficiĆ«ntie) gewend zijn. Uitleg van werkzaamheden blijkt een luxe te zijn die niet overal gehanteerd wordt. Ook het cultuurverschil wordt door de mensen hier nog al eens vergeten. Zo hadden zij bedacht dat ik de kinderen kon leren hoe je een fatsoenlijke handwas doet. Het is maar goed dat zij niet zien waar mijn eigen pogingen tot een handwas op uitgelopen zijn… In ieder geval, het moge duidelijk zijn dat de handwas (en gelijkwaardige huishoudelijke taken) niet tot mijn capaciteiten behoord! Laat staan dat ik het aan kinderen ga leren die vanaf jongs af aan niet anders doen!

Ook het dagritme is hier heel erg anders. Onze werkdagen zijn van 5.00 u ’s ochtends tot 20.30 uur ’s avonds. Tussendoor hebben we (in theorie) in de morgen en middag een uurtje of twee vrij. Vooral deze eerste week was erg druk en heftig.

Het terrein is heel erg groot. Naast een weeshuis (voor meisjes) zijn er ook scholen (basis- en middelbaaronderwijs, Pabo en Universiteit) zodat de meiden een toekomst hebben. Er zijn 306 weeskinderen. Daarnaast gaan er nog ruim 700 meisjes en vrouwen op dit terrein naar school. Het mooie van dit project is dat de betaalde studenten een bron van inkomsten zijn en hierdoor de weesmeisjes naar school kunnen.


Aan sommige dingen moeten we behoorlijk wennen. We wonen op het terrein van het weeshuis en de scholen die bij het weeshuis horen. Voor onze veiligheid kunnen wij niet zomaar van het terrein af. Sporadisch zou er een uitzondering gemaakt kunnen worden, maar al onze vrije tijd zullen wij dus hier op het terrein moeten doorbrengen (Ja, pakketjes met tijdschriften, dvdtjes en chocolade zijn dus welkom!! :) )

Maar de kinderen (vooral de ca 130 kinderen van 3-13 jaar, die ’s avonds onder onze zorg vallen) maken alles goed! De jongste kinderen namen ons vanaf de eerste dag op sleeptouw en weten je elke dag weer te verassen met een briefje, tekeningetje of een bloemetje (wat vers voor jou uit de tuin geroofd wordt).
Voor hen zijn wij Uncle Arie en Aunty Jisca. En als je dan over het terrein loopt dan voel je je soms echt moeder gans, want er fladderen vaak minstens 10 meisjes achter je aan.

We hopen de komende tijd steeds meer te ontdekken wat de geschiedenissen en achtergrond is van de meisjes. Uit te zoeken welke dingen ze hebben meegemaakt en bagage ze mee slepen.
Het is confronterend om te zien hoe het verleden de meisjes gevormd heeft. Sommige zie je nooit lachen, nooit huilen. Ze lijken volledig emotieloos. Andere meisjes hebben een pantsertje om zich heen gebouwd waar je niet doorheen lijkt te komen. Geen knipoog of glimlach lijkt aan te komen. Sommige praten nooit, en kunnen plotseling in huilen uitbarsten. En weer anderen hebben zo’n stralende glimlach dat je je niet kunt voorstellen dat zij ellende hebben meegemaakt. Hoever zit hun verdriet weggestopt?

Ik hoorde een van de meisjes een liedje zingen:

‘Ik ben als een bloem, maar alleen in een veld.
Geen vader die mij water geeft
en geen moeder die mij kust.’