21 november 2007

Bericht 21 | Wondzorg

Vaak kan ik er tegen, maar sommige dagen kom je thuis en dan barst je in huilen uit. Dat is de enige manier om te verwerken wat je die dag gezien hebt.
De beelden jagen je op en laten je niet met rust. Je wilt je ervaringen opschrijven, maar je pen hapert op het moment dat je het papier raakt. Beelden volgen elkaar op en zijn niet in woorden om te zetten. En zo draag je deze met je mee. Soms voor een paar uur, soms voor een paar dagen. Tot de beelden langzaam vervagen en woorden vormen. En de woorden een verhaal gaan vertellen. Ze schrijven geschiedenis. Worden een herinnering.
Ik kan nu nog niet de woorden vormen voor de dingen die laatst in Ombeyi heb gezien tijdens de momenten dat ik wondzorg deed.

Zoals een man die binnen komt stompelen, hij laat een gapende diepe wond laat zien die bijna tot aan zijn bot komt. Een ontstoken wond waarin je het pus letterlijk ziet gutsen. Tegelijkertijd zit er een jongetje krijsend op zijn beurt te wachten. Zijn hele beentje is een week geleden verbrand doordat er smeltend plastic tegenaan is gekomen. Het hele beentje is een geinfecteerd oppervlakte geworden. Je ruikt de ontsteking en je ziet de enorme schade. Dan breekt je hart. Vooral als je hoort dat ze beide niet naar het ziekenhuis willen.
In de arme gedeelten van Kenia gaan mensen alleen naar het ziekenhuis als ze op sterven liggen. Zo komt het dat bijne iedereen die naar het ziekenhuis gaat, daar ook sterft. Hierdoor assioceert men het ziekenhuis met de dood.

Ik heb deze mensen zo goed geholpen als ik kon, maar je weet dat ze eigenlijk naar het ziekenhuis moesten. Je voelt je op die momenten zo machteloos. Daarom probeer ik tijdens de wondzorg te genieten van het feit dat ik voor al die wezen en armen kan zorgen. Dat ik kan laten zien dat ik om ze geef.