04 februari 2008

Bericht 32 | Alleen op de wereld

Hier zijn we dan. Een nieuw project. Nieuwe werkzaamheden. Een nieuwe cultuur.

Het inwerken gaat anders dan wij (met onze westerse efficiĆ«ntie) gewend zijn. Uitleg van werkzaamheden blijkt een luxe te zijn die niet overal gehanteerd wordt. Ook het cultuurverschil wordt door de mensen hier nog al eens vergeten. Zo hadden zij bedacht dat ik de kinderen kon leren hoe je een fatsoenlijke handwas doet. Het is maar goed dat zij niet zien waar mijn eigen pogingen tot een handwas op uitgelopen zijn… In ieder geval, het moge duidelijk zijn dat de handwas (en gelijkwaardige huishoudelijke taken) niet tot mijn capaciteiten behoord! Laat staan dat ik het aan kinderen ga leren die vanaf jongs af aan niet anders doen!

Ook het dagritme is hier heel erg anders. Onze werkdagen zijn van 5.00 u ’s ochtends tot 20.30 uur ’s avonds. Tussendoor hebben we (in theorie) in de morgen en middag een uurtje of twee vrij. Vooral deze eerste week was erg druk en heftig.

Het terrein is heel erg groot. Naast een weeshuis (voor meisjes) zijn er ook scholen (basis- en middelbaaronderwijs, Pabo en Universiteit) zodat de meiden een toekomst hebben. Er zijn 306 weeskinderen. Daarnaast gaan er nog ruim 700 meisjes en vrouwen op dit terrein naar school. Het mooie van dit project is dat de betaalde studenten een bron van inkomsten zijn en hierdoor de weesmeisjes naar school kunnen.


Aan sommige dingen moeten we behoorlijk wennen. We wonen op het terrein van het weeshuis en de scholen die bij het weeshuis horen. Voor onze veiligheid kunnen wij niet zomaar van het terrein af. Sporadisch zou er een uitzondering gemaakt kunnen worden, maar al onze vrije tijd zullen wij dus hier op het terrein moeten doorbrengen (Ja, pakketjes met tijdschriften, dvdtjes en chocolade zijn dus welkom!! :) )

Maar de kinderen (vooral de ca 130 kinderen van 3-13 jaar, die ’s avonds onder onze zorg vallen) maken alles goed! De jongste kinderen namen ons vanaf de eerste dag op sleeptouw en weten je elke dag weer te verassen met een briefje, tekeningetje of een bloemetje (wat vers voor jou uit de tuin geroofd wordt).
Voor hen zijn wij Uncle Arie en Aunty Jisca. En als je dan over het terrein loopt dan voel je je soms echt moeder gans, want er fladderen vaak minstens 10 meisjes achter je aan.

We hopen de komende tijd steeds meer te ontdekken wat de geschiedenissen en achtergrond is van de meisjes. Uit te zoeken welke dingen ze hebben meegemaakt en bagage ze mee slepen.
Het is confronterend om te zien hoe het verleden de meisjes gevormd heeft. Sommige zie je nooit lachen, nooit huilen. Ze lijken volledig emotieloos. Andere meisjes hebben een pantsertje om zich heen gebouwd waar je niet doorheen lijkt te komen. Geen knipoog of glimlach lijkt aan te komen. Sommige praten nooit, en kunnen plotseling in huilen uitbarsten. En weer anderen hebben zo’n stralende glimlach dat je je niet kunt voorstellen dat zij ellende hebben meegemaakt. Hoever zit hun verdriet weggestopt?

Ik hoorde een van de meisjes een liedje zingen:

‘Ik ben als een bloem, maar alleen in een veld.
Geen vader die mij water geeft
en geen moeder die mij kust.’